Hoofdstuk 23
==
Lou had op drie achtereenvolgende zaterdagmiddagen in het geheim afgesproken met Deb. Het voelde alsof er tussen hen nooit een breuk was geweest, en toch was er één groot verschil. Vroeger hoefden ze geen onderwerp uit de weg te gaan, maar tegenwoordig waren er een paar taboes, waarvan Phil het grootste was. En hoewel Lou het laatste restje verdriet om Tom Broom het liefst zou hebben uitgebannen door lekker over hem te roddelen, vond ze het een beetje ver gaan om te praten over een man die ze leuk vond – hád gevonden – met een vriendin die ze ooit de rug had toegekeerd om haar huwelijk te redden. Zo, ze had eindelijk voor zichzelf toegegeven dat ze hem leuk had gevonden. Maar dat deed er niet toe, want ze had geen contact meer met hem.
Zij en Deb hadden elkaar door de week een paar keer gebeld. Lou belde altijd mobiel omdat ze niet wilde dat het nummer op hun telefoonrekening zou verschijnen. Phil leek te vermoeden dat ze iets in haar schild voerde. Haar zesde zintuig wapperde met een felrode waarschuwingsvlag. Phil was zo geslepen als een vos en er ontging hem niets.
Intussen was ze zich ervan bewust dat ze hem wel degelijk bedroog. Ze had twee keer gelogen dat ze was wezen winkelen, terwijl ze koffie had gedronken met Deb. Dat klopte niet. Liegen tegen haar man druiste in tegen alles waar Lou in geloofde. De druk werd al snel te groot. Het was maar goed dat ze nooit een buitenechtelijke verhouding had gehad; ze zou aan de spanningen zijn bezweken. Als er al ooit iemand was geweest die ze leuk genoeg had gevonden om vreemd te gaan. Niet dus. De enige man van wie haar hart ooit sneller was gaan kloppen, bleek een stuk verdriet te zijn.
==
In een leuk café in het centrum genoten Lou en Deb van een plak verrukkelijke chocoladecake. Ze hadden niet nog een keer in Café Joseph afgesproken; stel je voor dat de jonge ober door een overdosis hormonen van de kook was geraakt.
Ze hadden zoveel dingen om over te praten. Lou vertelde haar dat ze dinsdag met haar moeder zou lunchen, een beproeving waar ze als een berg tegen opzag, hoewel het waarschijnlijk een opluchting zou zijn na een zwarte maandag op de boekhouding. Deb was een beetje afwezig.
‘Is er iets?’ vroeg Lou.
‘Nee, hoor. Of eigenlijk toch wel,’ klonk het tegenstrijdige antwoord. Deb legde haar vork neer en keek Lou doordringend aan.
‘Wat is er dan?’ vroeg Lou, met de laatste hap in haar mond.
‘Lou, ik moet je iets vragen.’ Deb beet op haar onderlip. Lou herinnerde zich dat ze dat altijd deed als ze nerveus was.
‘Jeetje, het klinkt alsof je me een aanzoek wilt doen. Zo ja, dan moet ik je vertellen dat ik al getrouwd ben.’
‘Ja, maar wel met een ontzettende eikel,’ zei Deb zonder erbij na te denken. Ze zoog lucht naar binnen alsof ze de woorden daarmee terug kon nemen. ‘Sorry, dat had ik niet moeten zeggen.’
Lou lachte schamper. ‘Hè hè, dat werd tijd,’ zei ze. ‘Ik weet dat je hem niet uit kunt staan en je hoeft van mij niet te doen alsof je hem aardig vindt. Je bent hem niets verplicht.’
Behalve een flinke trap in zijn ballen, dacht Deb in stilte. ‘Maar het gaat niet over hem,’ vervolgde ze, zonder hem zelfs maar bij zijn naam te noemen. ‘Het gaat over jou en mij.’
‘Vertel.’
Deb deed haar mond open om te beginnen, en sloot hem toen weer. Ze was de ingestudeerde openingszin opeens vergeten. Dan moest het maar voor de vuist weg, er zat niets anders op.
‘Wát dan?’ drong Lou nieuwsgierig aan.
‘Casa Nostra,’ flapte Deb eruit. ‘Je ziet er waarschijnlijk niets in om het nog een keer te proberen, hè?’
‘Juist wel,’ zei Lou zonder aarzelen.
‘Denk er maar rustig over na. Ik weet dat het een grote beslissing is. Ik wil het zelf zó graag, maar ik begrijp best dat het waarschijnlijk problemen zal geven tussen jou en je-weet-wel... en er komt zoveel bij kijken...’ Toen pas viel het muntje. ‘Dat méén je niet!’
‘Ik heb nog nooit van mijn leven iets zo volledig gemeend.’
‘Krijg nou wat!’
Ze staarden elkaar aan en durfden bijna geen adem te halen. Vervolgens begonnen ze als twee schoolmeisjes te giechelen.
‘Deb, ik ben zo blij dat je het vraagt. Ik durfde het zelf niet, want ik weet dat het mijn schuld is dat het de eerste keer mis is gegaan,’ zei Lou.
‘Het was niet jouw schuld.’ Het was die walgelijke kwal met zijn kale plek. ‘Maar dat is nu niet meer belangrijk. Misschien waren we er de vorige keer nog niet aan toe. Hou ouder ik word, des te meer geloof ik in het lot. Weet je zeker dat je het wilt proberen?’
‘Zo zeker als ik hier zit. Vanaf het moment dat ik de papieren terugvond ben ik eraan blijven denken.’
‘Ik kan wel gillen van blijdschap,’ zei Deb met een megabrede grijns.
‘Oké, waar beginnen we?’ vroeg Lou.
‘Om te beginnen moet jij Phil vertellen dat je weer contact hebt met mij,’ zei Deb. ‘Anders is het een beetje lastig om uit te leggen waar de miljoenen op je bankrekening vandaan komen, als we eenmaal lekker draaien. Ik wil graag de papieren van je lenen om mijn geheugen op te frissen. Dan kan ik misschien eindelijk een recept voor die beruchte Brando bedenken.’
‘Ik laat je dit keer niet in de steek, Deb. Wat er ook gebeurt,’ zei Lou ernstig.
‘Ik weet het,’ zei Deb. En het was waar, ze wist het – hoewel het waarschijnlijk maar goed was dat ze op dat moment geen van beiden ook maar enig idee hadden van alles wat er zou gaan gebeuren.